Harcko Iwema
(ca 1500-vóór 1544)
Haebe Idema
Drieuwes Iwema
(-1583)
Reencke
(-vóór 1597)
Lubbe Iwema
(-1629)

 

Gezin

Partners/kinderen:
1. Tialle Fossema

Lubbe Iwema

  • Geboren: Niebert
  • Huwelijk (1): Tialle Fossema na 1591
  • Overleden: 26-11-1629, Niebert 1
  • BegravenMan: Niebert

  Bij het onderzoek

In een koopacte van 1623 staat te lezen dat ene Marten Jansen - 'Mollenaar op Cuismer' (Kuzemer) zijn windmolen met herberg en behuizing te Oldekerk voor ƒ 850 overdoet aan Lubbe Iwema. De familie Fossema was een vooraanstaand eigenerfdengeslacht uit het naburige Nuis. Het zeer welgestelde (en kinderloze?) echtpaar Iwema-Fossema gaf met gulle hand geld en goederen aan de armen in Westerdeel-Vredewold. 2 3

  Bij het graf

ANNO 1629 DEN 26 NOVEMBER IS IN DEN HEERE GERUST DEN ERBAEREN ENDE FROMEN LUBBE IWEMA VERWACHTENDE EEN SALIGE OPPERSTANDINGHE IN JESUM CHRISTUM ONSER ALLER SALICHMAECKER ENDE VERLOSSER.

Wapen: 'een faas, beladen met 3 schuinstaande visschen, vergezeld van 3 hoofden'.


Lubbe trouwde met Tialle Fossema, dochter van Hillo Fossema en Garste, na 1591. (Tialle Fossema werd geboren in Noordhorn, overleden op 09-06-1632 in Niebert 4 5 en werd begraven in Niebert.)


  Bij het huwelijk

AlleGroningers:
20-02-1596 in Groningen getrouwd: Lubbe Eeuwema & Talle Feijtzema.
Dezelfden?

Bronnen


1 A. Pathuis, Groninger Gedenkwaardigheden (Van Gorcum Assen, 1977), Niebert, grafzerk nr 2744 in de kerk. 26 november 1629

ANNO 1629, DEN 26 NOVEMBER, IS IN DEN HEERE GERVST DEN ERBAEREN ENDE FROMEN LUBBE IWEMA, VERWACHTENDE EEN SALIGE OPERSTANDINGE IN JESVM CHRISTVM, ONSER ALLER SALICHMAECKER ENDE VERLOSSER

Wapens: Rechts: Doorsneden: A. een omgewende gezichtswassenaar vergezeld van die sterren, 1 en 2; B. een met twee pijlen van boven naar beneden schuinkruislings doorstoken gekroond mensenhart. Links: Huismerk nr. 404, vergezeld van boven van een eikel in nap, en vergezeld van drie klaverbladen, aan elke kant één en van onderen één. Helmteken: een lelie.

2 Menne Glas (www.menneglas.nl), Iwema Overzicht. Onzeker of Lubbe en Talle de ouders zijn van Hendrick, Lucke en Leo.

Volgens Nanko Dijkveld Stol is dit de vader van Hendrick, Lucke en Leo, die door Redmer Alma genoemd worden (Gruoninga 1984 blz.92). Voorlopig als hypothese wel aardig, maar enig bewijs dat hij de zoon is van Drewes, alsmede de vader van de drie kinderen zou leuk zijn. Als de veronderstelde afstamming klopt, zou men een zoon Drewes verwachten, alsmede een dochter Reemke???
Iemand heeft een aantekening gemaakt in het Iwema-boekje als volgt: "Lubbe Iwema en Talle Fossema hadden geen kinderen (HJK 862 fol 135)".
Dit moet duidelijk uitgezocht worden!!!! Dus voorlopig blijven de ouders van Hendrick, Lucke en Leo onbekend; dit echtpaar zal het niet zijn!!!.

3 Menne Glas, Website, Vindplaats: http://www.menneglas.nl. Dit echtpaar is kinderloos overleden, volgens een momenteel niet op te vragen HJK referentie (restauratie), zie boekje Braam.

De hooftmannen keuren op 1 oktober 1595 een doem gegeven door wijlen de Grietman Rotger Auwema tussen Lubbe Juwema int Nijbert en Johannes Jansen goed, en Lubbe Iwema's protest daartegen af.

Ook komt Lubbe Juwema int Nijbert voor op 23 oktober 1596 als clager tegen Gerdt Tamminghe, Sijtsie Offringha und die weduwe van sal: Lubbe Sijbema, als mede creditoren van Warner Tamminghe. Lubbe Iwema dient zijn vordering schriftelijk te bewijzen.

Talle Fossema komt zelfstandig voor in een uitspraak door de hooftmannen op 27 oktober 1594 betreffende een doem tussen Derck Goldtschmijtt en Talle Fossema. De hooftmannen laten de doem (onbekend waarover) zoals die was, onder vernietiging van latere wijzigingen.

Op 6 februari 1595 wordt Talle Fossema door de hooftmannen geabsolveerd van een verzoek van Herman Mosell, die optreedt namens de erfgenamen van Johan Peters, betreffende schuldpenningen waarvoor Johan Schoensbecke borg was.

Bijna drie weken later op 25 februari 1595 blijkt bij een benoeming door de hooftmannen van een commissie betreffende een geschil tussen Herman Beijering en Talle Fossema dat laatstgenoemde weduwe van Johan van Schoenebecke was. De hooftmannen benoemen op 27 maart 1595 inzake Beijerings rentebrieff den Erb: Luloff Roeleffs unde Warmoldt Hijlbrandts den parthijen darinne ther billicheit endtlichen toe slijten. Een jaar later op 13 februari 1596 wordt vermeld: In der schelinge tusschen Herman Beijeringh ther eener, unde Talle Foßema ther anderen sijde, Betalinge van een jaer achterstallige renten versueckende, kennen die heren hoefftmannen van rechts wegen, dat gemelte Talle mith betalinge der halve renten vor dijtmall nae die ordinantie int Wester Quarter sall moegen bestaen.

Op 14 november 1594 verplichten de hooftmannen Bronger Peters om aan Talle Fossema inwendich vierthijn dagen genochsame underpanden wijßen, offte haer sufficients borge stellen sall. Daarna op 26 februari 1595 beslissen de hooftmannen dat Talle Fossema tevreden dient te zijn met 40 daalders die Bronger Peters bij Aduard aflost van de hoofdsom, alsmede met het aangewezen onderpand tenzij zij bewijzen kan dat het onderpand dankzij oudere lasten en schulden onvoldoende is.

De weduwe van Meijt Hoeriches spreekt op 25 juni 1595 voor de hooftmannen Talle Fossema als gebruikster van de Cruisfenne te Noordhorn aan, als zijnde borg. Talle zegt door overdracht van landen van de borgstelling bevrijd te zijn. Beide partijen dienen één en ander te bewijzen. In het vervolg op 25 oktober 1595 wordt de eerste partij omschreven als der Erentrijcken wedfrouwen, Meijnt Aldringha, tevens wordt vastgesteld betreffende de Cruisfenne: dat derwegen up den gebruicker dersolven venne, als van sal: Peter Benningha hergekoemen wesende, nae olderdoem des breves geprocedert sall moegen worden. Het lijkt erop dat de eerste weduwe uiteindelijk de strijd wint op 3 augustus 1596: Inder schelinge tusschen Talle Foßema eenes, tegens der Erenrijcken frouwen Meint Hoenriche anders Aldringha, versoeckende d' anslach van sal: Carijn Bennighe Landen, ( die Cruißfenne toe Northorrum ), wederomme affgedaen toe worden, caßeren die heren hoofftmannen, het van Talle vorß uthgebrachte mandat, unde dath mitt vorderch anslach sal mogen vortgefaren worden, also nochtans, dath parthijen het hoere mede moegen antieckenen laten unde daervan verclaringe vanden preferentie verwachten.

Op 27 maart 1596 is er een geschil tussen Johannes Petri wegen siner huißfrouwen, vor welchen Albert Benens ageerde, ter eener unde Talle Foßema in Tnijbert. Betreft landhuur uit 1584, de klager had al ongelijk gekregen, en dient zijn recht elders te halen: dat der cleger sine anspracke als dan toe Landtrechte, ende ptijen geseten sijn, institueren, unde aldaer verfolgen moege.

Talle Fossema blijkt bij een uitspraak door de hooftmannen op 4 juni 1597 één der crediteuren van Tiabbe Feddema te zijn. Verder wordt een beroep door Talle Fossema tegen een doem gegeven door Grietman Jacob Froema in een zaak tussen Derck Bartholomeus en Talle Fossema afgekeurd door de hooftmannen op 1 november 1597.

Lubbe IJwema is één der ondertekenaars in 1603 van een brief aan Bocko Auwema om het Grietmanschap van Arend Scheda over te nemen, aangezien de laatste die ingesetenen door sijn girichheijdt is utmargelende villen ende schrobben, daar mede hij der weesen ende weduwen goedt aen sich is treckende.
Lubbe Iwema was als eigenerfde landdagcomparant voor Niebert in 1606, 1615, 1616, 1618 en tenslotte 1620.
[J. Euwema http://www.homepages.hetnet.nl/~nomdejeu/inhoud.htm] In een koopacte van 1623 staat te lezen dat ene Marten Jansen - 'Mollenaar op Cuismer' (Kuzemer) zijn windmolen met herberg en behuizing te Oldekerk voor ƒ 850 overdoet aan Lubbe Iwema. De familie Fossema was een vooraanstaand eigenerfden-geslacht uit het naburige Nuis. Het zeer welgestelde (en kinderloze?) echtpaar Iwema-Fossema gaf met gulle hand geld en goederen aan de armenin Westerdeel-Vredewold. MG: In mijn database huwelijksdatum 22 juni 1600, helaas zonder bron.

4 A. Pathuis, Groninger Gedenkwaardigheden (Van Gorcum Assen, 1977), Niebert, grafzerk nr 2746 in de kerk. 9 juni 1632

ANNO 1632, DEN 9 JUNY, IS IN DEN HEERE GERVST DE EER UNDE DUGENTSAME VROU TALLE FOSSEMA, WEDUWE VAN SALIGE LUBBE IWEMA, VERWACHTENDE EEN SALIGE OPERSTANDINGE IN JESVM CHRISTVM, ONSER ALLER SALICHMAECKER ENDE VERLOSSER

Wapen: Een dwarsbalk, beladen met drie vissen schuinlinks, de dwarsbalk vergezeld van drie omgewende moriaanshoofden met hoofddoek en linten. Helmteken: een moriaanshoofd met wrong en linten.

5 H. Feenstra en H.H. Oudman, Een vergeten plattelandselite (Fryske Akademy, Leeuwarden, 2004), p 247. Kinderloos overleden.


Startpagina | Inhoudsopgave | Achternamen | Naamlijst

Deze webpagina werd gemaakt op 14-11-2021 met Legacy 9.0, een onderdeel van MyHeritage.com; inhoud copyright en onderhouden door de website eigenaar